Audi Q5   Bediening   Openen en sluiten  Centrale vergrendeling
De wagen kan centraal worden ontgrendeld en vergrendeld. U heeft de volgende mogelijkheden:
  • Sleutel met radiografische afstandsbediening Link
  • Portiergrepen bij wagens met comfortsleutel* Link
  • Slotcilinder van het bestuurdersportier Link of
  • Knop voor centrale vergrendeling aan binnenzijde Link.
Knipperlichten
Bij het ontgrendelen knipperen de knipperlichten tweemaal, bij het vergrendelen eenmaal. Als het knipperen uitblijft, is één van de portieren, de achterklep of de motorkap niet vergrendeld.
Automatisch sluiten (Auto Lock)
De functie Auto Lock vergrendelt vanaf een snelheid van ca. 15 km/h de portieren en de achterklep.
De wagen wordt weer ontgrendeld, wanneer de sleutel uit het contact wordt getrokken. Bovendien kan de wagen worden ontgrendeld door de ontgrendelingsfunctie in de knop voor de centrale vergrendeling of een van de slotgrepen te bedienen. De functie Auto Lock kan op de radio of in de MMI* worden in- en uitgeschakeld Link.
Bovendien worden bij een ongeval met airbagactivering portieren automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de wagen te verschaffen.
Selectieve portierontgrendeling
Bij het vergrendelen worden de portieren en de achterklep vergrendeld. Of bij het ontgrendelen alleen het bestuurdersportier of de hele wagen moet worden ontgrendeld, kunt u op de radio of in de MMI* instellen Link.
Inbraakbeveiliging
De centrale vergrendeling heeft een inbraakbeveiliging. Wanneer de wagen van buitenaf wordt vergrendeld, zijn de slotgrepen aan de binnenzijde buiten werking. Hierdoor wordt het moeilijker om in te breken.
Alarmsysteem*
Als het alarmsysteem onbevoegd binnendringen in de wagen herkent, worden akoestische en optische waarschuwingssignalen geactiveerd.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen van de wagen automatisch ingeschakeld. Het wordt bij het ontgrendelen met de radiografische afstandsbediening uitgeschakeld.
Bij het ontgrendelen met de sleutel via het bestuurdersportier moet binnen 15 seconden het contact worden ingeschakeld. Anders wordt het alarm geactiveerd. Bij uitvoeringen voor sommige landen wordt bij aansluitend openen van een portier direct het alarm geactiveerd.
U schakelt het alarm uit door de ontgrendelingsknop op de sleutel met radiografische afstandsbediening in te drukken of het contact in te schakelen. Het alarm gaat ook uit, als de alarmcyclus is beëindigd.
Om onbedoeld alarm te voorkomen, moet u de interieurbewaking en het afsleepalarm uitschakelen Link.
Onbedoeld buitensluiten
In de volgende gevallen wordt voorkomen, dat u uw sleutel in de wagen insluit:
  • Bij het vergrendelen met de knop voor centrale vergrendeling wordt de wagen bij geopend bestuurdersportier niet vergrendeld Link.
  • Als bij wagens met comfortsleutel* de als laatste gebruikte sleutel met radiografische afstandsbediening in de bagageruimte ligt, wordt de achterklep na het sluiten automatisch weer ontgrendeld Link.
ATTENTIE!
Bij van buitenaf vergrendelde wagen met ingeschakelde inbraakbeveiliging mogen er geen personen - vooral geen kinderen - in de wagen achterblijven, omdat de portieren en ruiten van binnenuit niet meer kunnen worden geopend. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners moeilijk om in geval van nood in de wagen te komen - levensgevaarlijk!
Aanwijzing
  • Nooit waardevolle voorwerpen zonder toezicht in de wagen achterlaten. Ook een vergrendelde wagen is geen kluis!
  • Als de led in het bestuurdersportier na het vergrendelen ongeveer 30 seconden brandt, is er een storing in de centrale vergrendeling of in het alarmsysteem*. Storing door een (Audi-)specialist laten verhelpen.
  • De interieurbewaking van het alarmsysteem* werkt alleen dan foutloos, als de ruiten en het panoramaschuifdak* zijn gesloten.